Skip to main content
Society

Geld: vriend, vijand of beide?

By October 23, 2019May 10th, 2020No Comments

Geld is essentieel voor het functioneren van de moderne, kapitalistische samenleving. Wat is onze relatie met dit ruilmiddel, en is deze in de loop van de tijd veranderd? Geld lijkt tegenwoordig minder als ruilmiddel voor handel te worden gebruikt en steeds meer als statussymbool. 

Communicatie is een essentieel onderdeel voor het bouwen van vriendschappen, het overbrengen van kennis en voor het functioneren van de samenleving. Moderne technologie biedt de mogelijkheid tot snelle en
efficiënte communicatie. Of relatief nieuwe media zoals WhatsApp wel een positieve invloed hebben op communicatie valt echter te betwisten. 

Afbeelding via Pixabay

Elke dag komen we in aanraking met geld, een van de grootste abstracties die de mens ooit heeft bedacht. Je loopt bijvoorbeeld een winkel in en kiest een aantal producten uit die je nodig hebt. Bij het afrekenen houd je een paar seconden een plastic kaartje tegen het pinapparaat aan, tot je een vrolijk piepje hoort. Betaald! Op jouw rekening staat nu een kleiner getal dan eerst en op de rekening van de winkel een groter getal. De hele transactie is volbracht zonder dat iemand ook maar enig geld heeft aangeraakt. Het is tegenwoordig eigenlijk helemaal niet meer duidelijk welke diensten de koper voor de producten ruilt. Ergens worden wat digitale getallen gewisseld en dat was het dan, de koper krijgt de gewenste spullen.

Het betalingssysteem is door de eeuwen heen erg veranderd. De periode dat we producten een op een voor elkaar uitwisselden, zoals huiden voor wapens, is voorbij. Ruilen doen we nu met geld. Ook fysiek geld uitwisselen voor producten gebeurt steeds minder: met een plastic bankpas kan alles worden gekocht en bijna al ons geld bestaat alleen digitaal. Je kunt je afvragen of we door deze veranderingen ook anders zijn gaan kijken naar het ruilmiddel zelf. Geld is abstracter dan ooit. Toch wordt het hebben van veel geld vaak nog verheerlijkt. Een hoog getal ergens op een bankrekening geeft aanzien en macht. Het lijkt alsof geld minder als ruilmiddel wordt gebruikt en steeds meer als statussymbool. 

“Geld lijkt bijna overal een teken
van status en waardering te zijn”

Geld is essentieel voor de mens om efficiënt handel te kunnen drijven. Voordat geld bestond, waren er dan ook allerlei problemen. In plaats van diensten en producten in te wisselen voor valuta, werden deze ingewisseld voor andere diensten en producten. Deze manier van handelen lijkt op het eerste gezicht duidelijk en simpel; beide partijen wisten precies waar ze aan toe waren. Ik geef jou bijvoorbeeld voedsel als jij mij kleding geeft. Deze ruilhandel kan echter al snel leiden tot complexe problemen. Stel dat ik een schoenmaker ben, hoe bepaal ik dan wat een schoen waard is in verschillende producten en diensten? Hoe weet ik of een kip voor een paar schoenen een even goede deal is als voor een paar zakken appels? En wat gebeurt er als het duurder wordt om leer te kopen voor schoenen? Vraag ik dan een halve kip meer en nog een paar zakken appels? Naast het probleem van deze complexe wisselkoers, kan ik als schoenmaker in een samenleving met ruilhandel ook niet verhuizen zonder mijn rijkdom achter te laten. Als ik naar een ander gebied verhuis, zal ik namelijk al mijn appels, kippen en schoenen mee moeten nemen. Dit wordt al snel een vrij moeilijke onderneming. 

Het gebruik van geld lost al deze problemen op. Geld is alles wat mensen gebruiken om systematisch de waarde van dingen te representeren, waardoor goederen en diensten makkelijk uitgewisseld kunnen worden (Harari, 2014). Het gaat bij geld dus niet alleen om glimmende munten en knisperende briefjes, sigaretten die in gevangenissen vaak als ruilmiddel worden gebruikt, vallen bijvoorbeeld ook onder deze definitie van geld. 

Met geld kan elke dienst en ieder product in elke andere dienst of elk ander product worden omgezet. Geweld kan worden omgezet in kennis als een soldaat zijn loon uitgeeft aan onderwijs. Vervuiling kan omgezet worden in een betere aarde, als een fabriekseigenaar met zijn winst bomen laat planten. Een bijkomend voordeel is dat geld makkelijker vervoerd kan worden dan producten. Je hebt alleen een grote zak nodig als vervoermiddel – en tegenwoordig zelfs alleen een bankpas. Een laatste voordeel dat geld met zich meebrengt, is dat mensen door het ruilmiddel sneller met onbekenden zullen handelen. Je hoeft de onbekende persoon niet per se te vertrouwen, als hij of zij geld heeft kun je samen tot een transactie komen.  

Het eerste geld had nog geen puur symbolische waarde, zoals het geld van nu. Er werd gebruik gemaakt van geld met een intrinsieke waarde, zoals gerstekorrels. Deze konden worden gebruikt om te ruilen, maar ook letterlijk worden opgegeten. Volgens historicus Harari (2014) gebruikte men eerst voorwerpen met intrinsieke waarde, omdat er nog geen sprake was van vertrouwen. Voor een munt of elke andere eenheid van geld die geen intrinsieke waarde heeft, is namelijk vertrouwen nodig. Vertrouwen dat de munt overal evenveel waard is en vertrouwen dat alle mensen binnen een bepaald gebied de munt aannemen en dus ook erkennen. Zonder dit vertrouwen is de munt namelijk niks waard. Geld blijft een sociaal construct. Een belangrijke rol in het wekken of zelfs opleggen van dit vertrouwen, speelt de koning of de staat. Op vrijwel elke munt wordt de afbeelding van een autoriteit geslagen, of wordt de naam van de staat gedrukt. Hiermee geeft een autoriteit aan garant te staan voor de munt en het gebruik ervan in haar gebieden. Daarnaast toonde een symbool van een staat vroeger ook aan dat de munt van zuiver goud of zilver was gemaakt en niet voor de helft uit bijvoorbeeld ijzer bestond. Iemand die valse munten produceerde misbruikte het beeld van de monarch en dit was majesteitsschennis. Valsmunterij bestrafte men vroeger dan ook vaak met de doodstraf.  

“Geld als buit, als de tanden van beesten
om de nek van de jager-verzamelaar”

Ondanks dat geld een soort wondermiddel is, dat met zo goed als alles kan worden uitgewisseld, heeft het ook zijn keerzijden. Zo hebben mensen altijd geloofd dat sommige dingen niet te koop zijn. Volgens veel mensen zijn bijvoorbeeld eer, liefde, geluk en vriendschap onbetaalbaar. Toch zijn er altijd mensen geweest die hebben geprobeerd deze zaken wél te (ver)kopen, wat tot de nodige spanningen en ethische vraagstukken leidt. Daarnaast is er door de tijd heen ook altijd kritiek geweest op overmatige consumptie en het verlangen veel geld te bezitten. Deze begeerte zou slecht zijn vanwege religieuze redenen of omwille van de mentale gezondheid van de persoon (Belk, 1985). Dit heeft geleid tot de eeuwenlange discussie of geld gelukkig maakt – een vraagstuk dat ook in onze huidige consumptiemaatschappij relevant is. Veel mensen hebben een uitgesproken mening over deze kwestie. Uit onderzoek blijkt dat wanneer mensen eenmaal basisbenodigdheden bezitten, een toename van inkomen alleen voor genot op de korte termijn zorgt, maar niet voor meer algeheel geluk (Ahuvia & Friedman, 1998). Geld nastreven als doel – en niet als middel – lijkt dus negatief bekeken te worden en niet tot meer geluk te leiden. 

Toch blijven mensen naar grote hoeveelheden geld streven. Kan geld dan misschien ook voor andere behoeften zorgen, of is er een andere reden dat mensen zozeer naar geld verlangen? Onderzoek toont aan dat, wanneer mensen hoger komen in Maslows Hierarchy of needs, zij steeds minder belang hechten aan geld (Oleson, 2004). De maturatie en hogere niveaus van leren en denken die samengaan met het bereiken van de hoogste stadia van de piramide, zijn mogelijk deels de oorzaak van deze verminderde interesse in geld. Geld lijkt vooral geassocieerd te zijn met de behoefte aan veiligheid en waardering. Als personen deze al bezitten, dan streven zij ook minder naar geld. Dit klinkt logisch als je kijkt naar steenrijke ondernemers. Zij hebben genoeg geld om te doen wat ze maar willen, maar toch blijven ze vaak nieuwe initiatieven nemen en proberen om meer geld te verdienen. Zij willen misschien meer waardering dan ze nu al hebben. Zo wordt geld als een soort buit gebruikt, net zoals een jager-verzamelaar die tanden om zijn nek hangt van de beesten die hij heeft gedood. 

Geld lijkt tegenwoordig bijna overal een teken van status en waardering te zijn. Zo kun je je afvragen waarom een professionele voetballer die ruim voldoende verdient, tóch een contract tekent voor een andere club die meer geld biedt. Is dit uit hebzucht, of om de wereld te laten zien dat hij zó goed is, dat clubs heel veel geld voor hem betalen? Het is in ieder geval niet omdat hij meer geld nodig heeft. Ook het ontvangen van opslag toont waardering en geeft status. Dit is meestal een teken om te laten zien dat je je werk goed doet en wordt vaak alleen aan de beste of meest trouwe werknemer toegekend. Daarnaast verdienen mensen met banen die een hogere opleiding vereisen meestal meer dan mensen met ongeschoolde beroepen. Al voelt deze balans vaak ook scheef aan. Je kunt je namelijk afvragen of de eerdergenoemde professionele voetballer meer zou moeten verdienen dan bijvoorbeeld een hersenchirurg. Ook dit is te koppelen aan status en waardering. De voetballer is bekend bij miljoenen fans die voor hem juichen. Hier hangt een prijskaartje aan voor de clubs. Maar schoonmakers, vuilnismannen en andere beroepen die slechter worden betaald zijn misschien wel veel nuttiger voor de samenleving. Toch krijgen zij weinig waardering, wat terug te zien is in een laag salaris. 

Geld is uitgevonden om makkelijk te kunnen handelen. Toch streven mensen het ook na in de hoop gelukkig te worden en gewaardeerd te worden. Geld staat tegenwoordig vaak gelijk aan status en macht. Het is lang niet altijd een eerlijke manier om op basis van geld mensen te waarderen, omdat niet iedereen dezelfde kansen heeft. Mensen kunnen de loterij winnen of een erfenis krijgen en zo ineens een zak geld hebben. Daarnaast krijgt lang niet iedereen dezelfde mogelijkheden om een goede opleiding te volgen, die kan helpen een baan met een goed salaris te vinden. Mensen krijgen dus waardering en status voor het hebben van veel geld, terwijl niet iedereen dezelfde kansen heeft veel geld te verdienen. Ik denk dat het moeilijk is voor de mens om geld ooit los van status te zien. In de huidige maatschappij houdt iedereen erg van materiële pleziertjes, en geld kan deze bieden. We kunnen niet verwachten dat iedereen ineens immateriële zaken zoals wijsheid of vrede na gaat streven. Zolang men tevreden is met materieel geluk zal geld een belangrijk doel blijven. Het is ook niet echt een optie om terug te gaan naar ruilhandel. Zonder hele drastische maatregelen zullen we dus aan geld, met al haar goede en slechte kanten, vast blijven zitten. Ruilmiddel, statussymbool en weg naar geluk. Geld blijft onze vriend én vijand. 

Bronnen

– Ahuvia, A. C., & Friedman, D. C. (1998). Income, consumption, and subjective well-being: Toward a composite macromarketing model. Journal of macromarketing, 18(2), 153-168.
– Belk, R. W. (1985). Materialism: Trait aspects of living in the material world. Journal of Consumer research, 12(3), 265-280.
– Harari, Y. N. (2014). Sapiens: een kleine geschiedenis van de mensheid. Amsterdam: Thomas Rap.
– Herodotus. Histories, I, 94
– Oleson, M. (2004). Exploring the relationship between money attitudes and Maslow’s hierarchy of needs. International Journal of Consumer Studies, 28(1), 83–92.

Elke dag komen we in aanraking met geld, een van de grootste abstracties die de mens ooit heeft bedacht. Je loopt bijvoorbeeld een winkel in en kiest een aantal producten uit die je nodig hebt. Bij het afrekenen houd je een paar seconden een plastic kaartje tegen het pinapparaat aan, tot je een vrolijk piepje hoort. Betaald! Op jouw rekening staat nu een kleiner getal dan eerst en op de rekening van de winkel een groter getal. De hele transactie is volbracht zonder dat iemand ook maar enig geld heeft aangeraakt. Het is tegenwoordig eigenlijk helemaal niet meer duidelijk welke diensten de koper voor de producten ruilt. Ergens worden wat digitale getallen gewisseld en dat was het dan, de koper krijgt de gewenste spullen.

Het betalingssysteem is door de eeuwen heen erg veranderd. De periode dat we producten een op een voor elkaar uitwisselden, zoals huiden voor wapens, is voorbij. Ruilen doen we nu met geld. Ook fysiek geld uitwisselen voor producten gebeurt steeds minder: met een plastic bankpas kan alles worden gekocht en bijna al ons geld bestaat alleen digitaal. Je kunt je afvragen of we door deze veranderingen ook anders zijn gaan kijken naar het ruilmiddel zelf. Geld is abstracter dan ooit. Toch wordt het hebben van veel geld vaak nog verheerlijkt. Een hoog getal ergens op een bankrekening geeft aanzien en macht. Het lijkt alsof geld minder als ruilmiddel wordt gebruikt en steeds meer als statussymbool. 

“Geld lijkt bijna overal een teken
van status en waardering te zijn”

Geld is essentieel voor de mens om efficiënt handel te kunnen drijven. Voordat geld bestond, waren er dan ook allerlei problemen. In plaats van diensten en producten in te wisselen voor valuta, werden deze ingewisseld voor andere diensten en producten. Deze manier van handelen lijkt op het eerste gezicht duidelijk en simpel; beide partijen wisten precies waar ze aan toe waren. Ik geef jou bijvoorbeeld voedsel als jij mij kleding geeft. Deze ruilhandel kan echter al snel leiden tot complexe problemen. Stel dat ik een schoenmaker ben, hoe bepaal ik dan wat een schoen waard is in verschillende producten en diensten? Hoe weet ik of een kip voor een paar schoenen een even goede deal is als voor een paar zakken appels? En wat gebeurt er als het duurder wordt om leer te kopen voor schoenen? Vraag ik dan een halve kip meer en nog een paar zakken appels? Naast het probleem van deze complexe wisselkoers, kan ik als schoenmaker in een samenleving met ruilhandel ook niet verhuizen zonder mijn rijkdom achter te laten. Als ik naar een ander gebied verhuis, zal ik namelijk al mijn appels, kippen en schoenen mee moeten nemen. Dit wordt al snel een vrij moeilijke onderneming. 

Het gebruik van geld lost al deze problemen op. Geld is alles wat mensen gebruiken om systematisch de waarde van dingen te representeren, waardoor goederen en diensten makkelijk uitgewisseld kunnen worden (Harari, 2014). Het gaat bij geld dus niet alleen om glimmende munten en knisperende briefjes, sigaretten die in gevangenissen vaak als ruilmiddel worden gebruikt, vallen bijvoorbeeld ook onder deze definitie van geld. 

Met geld kan elke dienst en ieder product in elke andere dienst of elk ander product worden omgezet. Geweld kan worden omgezet in kennis als een soldaat zijn loon uitgeeft aan onderwijs. Vervuiling kan omgezet worden in een betere aarde, als een fabriekseigenaar met zijn winst bomen laat planten. Een bijkomend voordeel is dat geld makkelijker vervoerd kan worden dan producten. Je hebt alleen een grote zak nodig als vervoermiddel – en tegenwoordig zelfs alleen een bankpas. Een laatste voordeel dat geld met zich meebrengt, is dat mensen door het ruilmiddel sneller met onbekenden zullen handelen. Je hoeft de onbekende persoon niet per se te vertrouwen, als hij of zij geld heeft kun je samen tot een transactie komen.  

Het eerste geld had nog geen puur symbolische waarde, zoals het geld van nu. Er werd gebruik gemaakt van geld met een intrinsieke waarde, zoals gerstekorrels. Deze konden worden gebruikt om te ruilen, maar ook letterlijk worden opgegeten. Volgens historicus Harari (2014) gebruikte men eerst voorwerpen met intrinsieke waarde, omdat er nog geen sprake was van vertrouwen. Voor een munt of elke andere eenheid van geld die geen intrinsieke waarde heeft, is namelijk vertrouwen nodig. Vertrouwen dat de munt overal evenveel waard is en vertrouwen dat alle mensen binnen een bepaald gebied de munt aannemen en dus ook erkennen. Zonder dit vertrouwen is de munt namelijk niks waard. Geld blijft een sociaal construct. Een belangrijke rol in het wekken of zelfs opleggen van dit vertrouwen, speelt de koning of de staat. Op vrijwel elke munt wordt de afbeelding van een autoriteit geslagen, of wordt de naam van de staat gedrukt. Hiermee geeft een autoriteit aan garant te staan voor de munt en het gebruik ervan in haar gebieden. Daarnaast toonde een symbool van een staat vroeger ook aan dat de munt van zuiver goud of zilver was gemaakt en niet voor de helft uit bijvoorbeeld ijzer bestond. Iemand die valse munten produceerde misbruikte het beeld van de monarch en dit was majesteitsschennis. Valsmunterij bestrafte men vroeger dan ook vaak met de doodstraf.  

“Geld als buit, als de tanden van beesten
om de nek van de jager-verzamelaar”

Ondanks dat geld een soort wondermiddel is, dat met zo goed als alles kan worden uitgewisseld, heeft het ook zijn keerzijden. Zo hebben mensen altijd geloofd dat sommige dingen niet te koop zijn. Volgens veel mensen zijn bijvoorbeeld eer, liefde, geluk en vriendschap onbetaalbaar. Toch zijn er altijd mensen geweest die hebben geprobeerd deze zaken wél te (ver)kopen, wat tot de nodige spanningen en ethische vraagstukken leidt. Daarnaast is er door de tijd heen ook altijd kritiek geweest op overmatige consumptie en het verlangen veel geld te bezitten. Deze begeerte zou slecht zijn vanwege religieuze redenen of omwille van de mentale gezondheid van de persoon (Belk, 1985). Dit heeft geleid tot de eeuwenlange discussie of geld gelukkig maakt – een vraagstuk dat ook in onze huidige consumptiemaatschappij relevant is. Veel mensen hebben een uitgesproken mening over deze kwestie. Uit onderzoek blijkt dat wanneer mensen eenmaal basisbenodigdheden bezitten, een toename van inkomen alleen voor genot op de korte termijn zorgt, maar niet voor meer algeheel geluk (Ahuvia & Friedman, 1998). Geld nastreven als doel – en niet als middel – lijkt dus negatief bekeken te worden en niet tot meer geluk te leiden. 

Toch blijven mensen naar grote hoeveelheden geld streven. Kan geld dan misschien ook voor andere behoeften zorgen, of is er een andere reden dat mensen zozeer naar geld verlangen? Onderzoek toont aan dat, wanneer mensen hoger komen in Maslows Hierarchy of needs, zij steeds minder belang hechten aan geld (Oleson, 2004). De maturatie en hogere niveaus van leren en denken die samengaan met het bereiken van de hoogste stadia van de piramide, zijn mogelijk deels de oorzaak van deze verminderde interesse in geld. Geld lijkt vooral geassocieerd te zijn met de behoefte aan veiligheid en waardering. Als personen deze al bezitten, dan streven zij ook minder naar geld. Dit klinkt logisch als je kijkt naar steenrijke ondernemers. Zij hebben genoeg geld om te doen wat ze maar willen, maar toch blijven ze vaak nieuwe initiatieven nemen en proberen om meer geld te verdienen. Zij willen misschien meer waardering dan ze nu al hebben. Zo wordt geld als een soort buit gebruikt, net zoals een jager-verzamelaar die tanden om zijn nek hangt van de beesten die hij heeft gedood. 

Geld lijkt tegenwoordig bijna overal een teken van status en waardering te zijn. Zo kun je je afvragen waarom een professionele voetballer die ruim voldoende verdient, tóch een contract tekent voor een andere club die meer geld biedt. Is dit uit hebzucht, of om de wereld te laten zien dat hij zó goed is, dat clubs heel veel geld voor hem betalen? Het is in ieder geval niet omdat hij meer geld nodig heeft. Ook het ontvangen van opslag toont waardering en geeft status. Dit is meestal een teken om te laten zien dat je je werk goed doet en wordt vaak alleen aan de beste of meest trouwe werknemer toegekend. Daarnaast verdienen mensen met banen die een hogere opleiding vereisen meestal meer dan mensen met ongeschoolde beroepen. Al voelt deze balans vaak ook scheef aan. Je kunt je namelijk afvragen of de eerdergenoemde professionele voetballer meer zou moeten verdienen dan bijvoorbeeld een hersenchirurg. Ook dit is te koppelen aan status en waardering. De voetballer is bekend bij miljoenen fans die voor hem juichen. Hier hangt een prijskaartje aan voor de clubs. Maar schoonmakers, vuilnismannen en andere beroepen die slechter worden betaald zijn misschien wel veel nuttiger voor de samenleving. Toch krijgen zij weinig waardering, wat terug te zien is in een laag salaris. 

Geld is uitgevonden om makkelijk te kunnen handelen. Toch streven mensen het ook na in de hoop gelukkig te worden en gewaardeerd te worden. Geld staat tegenwoordig vaak gelijk aan status en macht. Het is lang niet altijd een eerlijke manier om op basis van geld mensen te waarderen, omdat niet iedereen dezelfde kansen heeft. Mensen kunnen de loterij winnen of een erfenis krijgen en zo ineens een zak geld hebben. Daarnaast krijgt lang niet iedereen dezelfde mogelijkheden om een goede opleiding te volgen, die kan helpen een baan met een goed salaris te vinden. Mensen krijgen dus waardering en status voor het hebben van veel geld, terwijl niet iedereen dezelfde kansen heeft veel geld te verdienen. Ik denk dat het moeilijk is voor de mens om geld ooit los van status te zien. In de huidige maatschappij houdt iedereen erg van materiële pleziertjes, en geld kan deze bieden. We kunnen niet verwachten dat iedereen ineens immateriële zaken zoals wijsheid of vrede na gaat streven. Zolang men tevreden is met materieel geluk zal geld een belangrijk doel blijven. Het is ook niet echt een optie om terug te gaan naar ruilhandel. Zonder hele drastische maatregelen zullen we dus aan geld, met al haar goede en slechte kanten, vast blijven zitten. Ruilmiddel, statussymbool en weg naar geluk. Geld blijft onze vriend én vijand. 

Bronnen

– Ahuvia, A. C., & Friedman, D. C. (1998). Income, consumption, and subjective well-being: Toward a composite macromarketing model. Journal of macromarketing, 18(2), 153-168.
– Belk, R. W. (1985). Materialism: Trait aspects of living in the material world. Journal of Consumer research, 12(3), 265-280.
– Harari, Y. N. (2014). Sapiens: een kleine geschiedenis van de mensheid. Amsterdam: Thomas Rap.
– Herodotus. Histories, I, 94
– Oleson, M. (2004). Exploring the relationship between money attitudes and Maslow’s hierarchy of needs. International Journal of Consumer Studies, 28(1), 83–92.
Julius Dullaert

Author Julius Dullaert

Julius Dullaert (1998) is a third year psychology student, interested in Social Psychology and Philosophy. He likes to write about society, memory and music.

More posts by Julius Dullaert